Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [81]Zouden zij dan den buit niet [82]vinden [en] delen? een [83]liefje, [of] twee liefjes, [84]voor iegelijken man? Voor Sisera, een buit van verscheidene verven, een buit van verscheidene verven, gestikt; van verscheiden verf aan beide zijden gestikt, [85]voor de buithalzen? 81. Alsof zij zeide: Ik heb ongelijk, dat ik die zo haast tegemoet zie; want zij moeten toch eerst den buit uitvinden en delen, enz. 82. Dat is, aantreffen, bekomen. 83. Of, boelke, meisje. 84. Hebreeuws, voor het hoofd eens mans; dat is, voor elk hoofd, voor elken man. 85. Hebreeuws, voor de halzen des buits; dat is, dergenen wien de beste buit toekomt, als krijgsoversten, of die in den strijd zich wel gekweten en goeden buit bekomen hebben, zodat hun een goed gedeelte toebehoort; of, die den buit op den hals nadroegen, of met gevaar van hun halzen gehaald hadden.